‘Verschuiving van naaldbos naar loofbos’

Het evenwicht tussen vraag en aanbod van hout uit Nederlandse bossen lijkt steeds meer verstoord te worden. Ondanks de toenemende vraag naar hout heeft in bijna de helft van het bos de afgelopen tien jaar geen oogst plaatsgevonden.

Terwijl de vraag naar hout voor industriële toepassingen voor twee derde bestaat uit naaldhout, worden er vooral loofbomen aangeplant. Dat blijkt uit de Zesde Nederlandse Bosinventarisatie (NBI6) van Alterra Wageningen UR, Probos, Silve en Bureau Daamen.

Een groot deel van het Nederlandse bos is in de eerste helft van de 20e eeuw aangeplant als naaldbos op heide en zandverstuivingen. Een belangrijk doel was het produceren van hout voor de mijnen in Limburg. In de jaren ’80 veranderde het beheer, met meer aandacht voor andere functies van het bos zoals recreatie en natuurbehoud.

Door ander beheer zijn bossen dichter geworden, meer gemengd, is er nu ongeveer evenveel naald- als loofbos, en is de gemiddelde leeftijd toegenomen. Naaldbos is nu gemiddeld 67 jaar oud, terwijl loofbos gemiddeld 58 jaar oud is.

Er staat meer hout in het bos dan ooit tevoren, terwijl de groei iets af lijkt te nemen. Ook de hoeveelheid dood hout is toegenomen ten opzichte van vorige inventarisaties. Dode bomen horen bij een natuurlijk bos en leveren voedsel en nestgelegenheid voor veel bosbewoners.

Verschuiving
De bosinventarisatie laat duidelijk zien dat de verschuiving van naaldbos naar loofbos de komende tijd verder door zal zetten. Alterra-onderzoeker Mart-Jan Schelhaas: „De jongste generatie bomen bestaat voor 75% uit loofboomsoorten zoals berk, eik en beuk. Terwijl de industrie vraagt om naaldhout, en er steeds meer vraag naar hout komt voor bijvoorbeeld energie, wordt er maar op weinig plaatsen geoogst in het bos, en ontwikkelt zich een bos dat de komende tijd niet aan de vraag naar hout zal kunnen voldoen.”