Naar verwachting zijn de gevolgen van de gefaseerde afschaffing van het minimumjeugdloon vanaf 21 jaar voor werkgevers in de land- en tuinbouw te overzien. Dit veronderstelt LTO Nederland.
„De groep jeugdigen die in een functie is ingedeeld in onder meer de cao’s Glastuinbouw en Open Teelten verdient al meer dan het minimumloon. Dat heeft te maken met zogeheten taakvolwassenheid. Dat wil zeggen dat de functies door jeugdigen volwaardig worden ingevuld”, meldt voorzitter Albert Jan Maat. Bovendien stelt minister Asscher van Sociale Zaken ter compensatie van de afschaffing per 1 januari 2016 € 100 miljoen ter beschikking. De zogenoemde invoering Lage Inkomensvoordeel (LIV).
LTO is blij met deze stap en andere stappen die het kabinet zet om de arbeidsmarkt vooruit te helpen.
Compensatie transitievergoeding
Zo wil Asscher dat werknemers die langdurig ziek zijn, recht houden op een transitievergoeding bij ontslag. Werkgevers die deze vergoeding moeten betalen, worden echter voortaan financieel gecompenseerd uit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Hier zal wel een verhoging van de premie tegenover staan. Maat: „Deze benadering is zeker voor bedrijven met relatief weinig werknemers een hele vooruitgang.”
Verder wil Asscher blijven toestaan dat werkgevers huisvestings- en zorgverzekeringskosten op voorhand kunnen inhouden op het wettelijk minimumloon via de loonstrook. Hiermee wil Asscher voorkomen dat werknemers zich niet verzekeren tegen ziektekosten. Maat is blij met het plan. „Het verkleint de financiële risico’s voor werkgevers aanzienlijk.” Wel zal de overheid eisen stellen: zo mogen huisvestingskosten alleen worden ingehouden wanneer werknemers wonen in gecertificeerde woningen. Dit moet nog verder worden ingevuld.
Werk aan de winkel
Tenslotte is LTO verheugd dat Asscher wederom bevestigd dat voor werknemers die ’vanwege natuurlijke of klimatologische omstandigheden’ maximaal negen maanden per jaar aan het werk kunnen, de tussenpoos tussen contracten ook drie maanden mag zijn in plaats van de wettelijke zes. Dit geldt dus onder meer voor seizoensarbeiders, zodra dit in de nieuwe cao’s is vastgelegd.
Volgens Maat heeft Asscher een belangrijke stap gezet, maar in Europees verband is er wat betreft beloning van seizoensarbeid nog werk aan de winkel voor Asscher. „In Duitsland is een uurloon van drie tot vier euro voor seizoensarbeid heel gebruikelijk. Ook in België liggen de brutoloonkosten bij seizoensarbeid voor werkgevers ook een stuk lager ten opzichte van Nederland. We moeten in Europa naar een gelijk speelveld. Ook in andere lidstaten moet het loon meer in lijn komen met het landelijke welvaartsniveau.”
Bron: Vakblad voor de Bloemisterij